Practica zijn in de dagelijks lespraktijk van de bètaschoolvakken, zoals biologie, natuurkunde, scheikunde en techniek, niet weg te denken. Een aanzienlijk deel van de lessen in deze bètaschoolvakken heeft de vorm van een practicum. Ook in lesmethoden worden practica als een vanzelfsprekende werkvorm gebruikt. Die vanzelfsprekendheid leidt er anderzijds ook toe dat het niet zo gebruikelijk is om vraagtekens te zetten bij het inzetten van practica in de lespraktijk. Vragen die gesteld zouden moeten worden, zijn: waarom heeft deze werkvorm eigenlijk zo’n prominente plaats in de schoolpraktijk? Welke doelen worden ermee beoogd? En hoe effectief zijn practica in het bereiken van die doelen?
Deze cursus is geschikt voor docenten die nog weinig ervaring met practica hebben, maar ook voor docenten die hun practica nog eens kritisch onder de loep willen nemen. In deze cursus wordt gekeken naar de verschillende doelen die met practica nagestreefd kunnen worden, hoe effectief verschillende practicumsoorten in de regel zijn en hoe practica effectiever kunnen worden gemaakt.
Na afloop van deze cursus kun je:
- de practicumsoort kiezen die aansluit bij je doelen die je met het practicum wil bereiken
- onderzoeken hoe effectief de verschillende practicumsoorten zijn
- met enkele concrete handreikingen de effectiviteit van je practica verhogen
- ervoor zorgen dat leerlingen voorafgaand, tijdens en na afloop van practica gestimuleerd worden om datgene wat ze doen in het practicum te verbinden met denkactiviteiten